Leppinep
Honingbijen die een dansje doen, huilende wolven, superslim sonerende dolfijnen, het wemelt van de dieren die kunnen praten, met klank of gebaar. Maar er is er maar één die een metafoor kan produceren. En dat is niet toevallig dezelfde die met woorden ironie kan maken, of ergere vormen van spot. Dezelfde die met woorden andere dieren van dezelfde soort kan laten huilen en lachen. Die met woorden kan opzwepen en neersabelen, die boze woorden kan roepen en lieve woordjes kan prevelen. Ja, inderdaad, dat zijn wij zelf. Wij zijn het dier dat spelend praat en pratend speelt. Ben je bespot door een vogel? Uitgelachen door een hyena? Wees gerust: ze hebben geen flauw idee waar ze het over hebben. Wij wel, wij zijn “homo ludens”. Spelend met taal.
Dat spelen begint al heel vroeg. Mijn oudste broer, die twee kleinzoons heeft, Simon (3) en Bastiaan (1), volgt de laatste tijd hoe de taal van de oudste zich ontwikkelt. Eén van de eerste sleutelmomenten die in ons leven bijna ongemerkt voorbij gaan is de herkenning van onszelf. Ontdekken dat je een ik bent en daar dan een woord voor vinden. Voor mijn achterneefje Simon was het woord dat “ik” aangeeft een half jaar lang “Nino”. Pas onlangs noemde hij zichzelf bij zijn echte naam, maar daarna ging het snel. Mijn broer noteert hoe Simon een tijd geleden zonder aanleiding de volgende woorden sprak: “Ik noem mijn broertje ‘plastinooi’.”
Voorvoelt Simon dat zijn broertje zichzelf binnenkort een naam gaat geven die in klank op het woord ‘Bastiaan’ lijkt? Dat is al heel erg speels, zeker wanneer je nog maar drie jaar oud bent. Maar het wordt nog veel mooier: toen Simon’s vader hem vroeg hoe hij zichzelf dan noemde antwoordde Simon zonder aarzelen: “Leppinep”. Om er ter geruststelling van de verbaasde volwassenen aan toe te voegen dat hij eigenlijk ‘Simon’ heet. “Leppinep”! Heeft mijn achterneefje van drie zonder het te weten eigenlijk al door dat je de taal kunt laten touwtjespringen? En dat dat heel leuk is? Van het laatste ben ik overtuigd. Wat Simon doet is lekker gek en dat weet hij donders goed.
Ik denk dat Simon een voorsprong heeft. Zijn vroege spelen met de absurde humor van de taal is een teken van intelligentie en gevoel voor nuance. Dat is misschien hetzelfde, misschien niet. Op school maken we graag een onderscheid tussen alfa’s en bèta’s. De laatsten zien abstracte structuren, de eersten peilen de nuances van de taal. Je bent een alfa of een bèta. Maar als je gaat kijken hoe de zogenaamde alfa’s en de zogenaamde bèta’s denken kan je geen verschil ontdekken. Misschien mag je zeggen dat overal waar mensen iets slims doen of bedenken ook gespeeld wordt, vaak met taal. Van wiskundigen is bekend dat ze ware stellingen herkennen aan hun speelse elegantie.Mooie oplossingen zijn beter dan lelijke oplossingen.
Voor geschiedenis geldt in zekere zin hetzelfde: goede geschiedenis is goed vertelde, goed getaalde geschiedenis, vol spel en metafoor. De verstandige school zorgt er voor dat ze niet te verstandig wordt. Betekende school niet eigenlijk vrije tijd? Je kunt niet wijzer, niet verstandiger, niet groter worden zonder te leren spelen. Spelen met taal. Wat gaat er boven een gelukt gedicht?
Dat spelen begint al heel vroeg. Mijn oudste broer, die twee kleinzoons heeft, Simon (3) en Bastiaan (1), volgt de laatste tijd hoe de taal van de oudste zich ontwikkelt. Eén van de eerste sleutelmomenten die in ons leven bijna ongemerkt voorbij gaan is de herkenning van onszelf. Ontdekken dat je een ik bent en daar dan een woord voor vinden. Voor mijn achterneefje Simon was het woord dat “ik” aangeeft een half jaar lang “Nino”. Pas onlangs noemde hij zichzelf bij zijn echte naam, maar daarna ging het snel. Mijn broer noteert hoe Simon een tijd geleden zonder aanleiding de volgende woorden sprak: “Ik noem mijn broertje ‘plastinooi’.”
Voorvoelt Simon dat zijn broertje zichzelf binnenkort een naam gaat geven die in klank op het woord ‘Bastiaan’ lijkt? Dat is al heel erg speels, zeker wanneer je nog maar drie jaar oud bent. Maar het wordt nog veel mooier: toen Simon’s vader hem vroeg hoe hij zichzelf dan noemde antwoordde Simon zonder aarzelen: “Leppinep”. Om er ter geruststelling van de verbaasde volwassenen aan toe te voegen dat hij eigenlijk ‘Simon’ heet. “Leppinep”! Heeft mijn achterneefje van drie zonder het te weten eigenlijk al door dat je de taal kunt laten touwtjespringen? En dat dat heel leuk is? Van het laatste ben ik overtuigd. Wat Simon doet is lekker gek en dat weet hij donders goed.
Ik denk dat Simon een voorsprong heeft. Zijn vroege spelen met de absurde humor van de taal is een teken van intelligentie en gevoel voor nuance. Dat is misschien hetzelfde, misschien niet. Op school maken we graag een onderscheid tussen alfa’s en bèta’s. De laatsten zien abstracte structuren, de eersten peilen de nuances van de taal. Je bent een alfa of een bèta. Maar als je gaat kijken hoe de zogenaamde alfa’s en de zogenaamde bèta’s denken kan je geen verschil ontdekken. Misschien mag je zeggen dat overal waar mensen iets slims doen of bedenken ook gespeeld wordt, vaak met taal. Van wiskundigen is bekend dat ze ware stellingen herkennen aan hun speelse elegantie.Mooie oplossingen zijn beter dan lelijke oplossingen.
Voor geschiedenis geldt in zekere zin hetzelfde: goede geschiedenis is goed vertelde, goed getaalde geschiedenis, vol spel en metafoor. De verstandige school zorgt er voor dat ze niet te verstandig wordt. Betekende school niet eigenlijk vrije tijd? Je kunt niet wijzer, niet verstandiger, niet groter worden zonder te leren spelen. Spelen met taal. Wat gaat er boven een gelukt gedicht?
5 Comments:
Zie ook Verhoeven, "Een vogeltje in mijn buik".
Wat mooi!
Oh, meneer, dit doet me trouwens denken aan de laatste alinea van een gedicht van mij. Het heet 'wit' en het staat op uw blog.
lekker ventje hè, die Simon ;-)
Volgens mij heeft Simon bij het luier controleren een aantal keer iemand horen zeggen: "Jeetje, plast 'ie nooit?!"
Een reactie posten
<< Home