woensdag, oktober 28, 2009

Parodontitis


De tandarts duwt een stuk plastic in mijn mond. Ik moet er op bijten. Dan houdt hij de cilinder met het fotoapparaat boven mijn gebit. Het ding zwabbert een beetje. De tandarts moet hem vasthouden, maar wil dat liever niet. Ik pak de buis en houdt hem op het gele ringetje. Ik weet hoe het moet. Het is de zesde foto.

De tandarts heeft een grote spuit, van metaal en glas. Aan het eind zit een oogje waar je een vinger door kunt doen. Ik mag dat niet, ik zit vast aan het andere eind, dat lang is en dun. Ik proef het meer dan dat ik het voel.

De tandarts meet de diepte van mijn zakjes. Een onafzienbare rij getallen rolt door de kamer. Ze worden opgeraapt door een jonge assistente die ze op de juiste plaats in het systeem brengt. Mijn gebit heeft vele cijfers. Eentje is er zelfs acht, maar de meeste zijn drie of vier.

De tandarts moppert op de apparatuur. Het is geen werken zo. De andere assistente, die aan een zuigslangetje vastzit, maakt hem aan het lachen. Ze zijn grappig. Terwijl het apparaat onder mijn tandvlees kruipt lig ik te schuddebuiken. De behandeling staat het ruimschoots toe.

De tandarts tuurt naar het beeldscherm. Ik vraag me af wat hij ziet. Hij loopt voor de stoel langs en struikelt over een afgedopte gasleiding die twee centimeter boven de vloer uit steekt. Ik schrik er van. Ik geef iedereen een hand. Morgen mag ik weer. Tot morgen. Tot morgen.

De tandarts heet Thomas.