zaterdag, december 08, 2007

Den Haag, bezongen

De wind die me in de vooravond met zo hoge snelheid naar Voorburg heeft geblazen dat ik er af en toe bang van werd, blijkt op de terugweg mee te vallen. In de derde versnelling, drie van zeven, beuk ik er met enig gemak tegenin. Daarbij, er is nog wat vertier om de aandacht af te leiden. De stad is tussen twaalf en één nog niet in slaap, al zal dat niet zo lang meer duren. Ik zoek de meest beschutte route. Late wandelaars ontwijkend in de binnenstad vraag ik me af hoeveel er over dit Den Haag gezongen is. "Zou 't pension er nog zijn, op het Valkenbosplein ..." Nee, dat pension is er niet meer. Nog ouder is het volgende dat me te binnen schiet: dat de grote Gerrit Achterberg een complete 'Ode aan Den Haag' schreef. Thuisgekomen sla ik het op. Wat blijkt? Het gaat niet heel erg over Den Haag. Het gaat over de verloren geliefde, één van de vaste thema's bij Achterberg. Of, zoals in het beroemde 'Innemee', over de snelheid van het leven: "Ze worden hier begraven met een haast alsof de dood hen op de hielen zit." Er zijn bij Achterberg veel voorbeelden te vinden van regels die een groot dichterschap verraden, maar deze lijkt me voldoende.
Maar het gaat niet over Den Haag.
Pas in het laatste gedicht uit de cyclus krijgt de stad een eigen plek:

Den Haag, je tikt er tegen en het zingt.
In de passage krijgt de klank een hoog
weergalmen en omlaag een fluistering
tussen de voeten over het graniet;
rode hartkamer die in elleboog
met drie uitmondingen de stad geniet.

Labels: