maandag, april 07, 2008

Alexandra


Alexander Sokurov is terug bij af. Lang geleden maakte hij in het zuiden van de toenmalige Sovjet-Unie de fenomenale film Dagen der duisternis. Een film vol vervreemding, lyriek en mystiek, over mensen in een onherbergzaam landschap. Afstandelijk en mooi.
Later legde Sokurov zich toe op het long-shot, het vertellen van een scène in één lange camerainstelling. Deze neiging tot totale weerlegging van de grote oude Russische meesters, die er immers juist lustig op los monteerden, culmineerde in het wat mij betreft wat overdreven Russian Ark, die geheel bestaat uit één lange camerabeweging door de Hermitage, daarmee ook nog eens eeuwen overbruggend.
En nu is er dan Alexandra. De magie van de oudste films is terug. In het begin van de film monteert Sokurov alsof hij zojuist de handboeken van Eisenstein opnieuw heeft bestudeerd. Maar het leeuwendeel van de film bestaat uit close-ups van pratende, luisterende en kijkende koppen. Van de grootmoeder die haar kleinzoon bezoekt, aan het front in Tsjetsjenië. Van de kleinzoon, die kapitein is. Van de vrouwen in het stadje bij het kampement. Het gaat over oorlog, maar ook niet. Het gaat over mensen. Alexandra is een zuiver humanistisch portret. Maar dan wel over de mens in een landschap dat haar vreemd maakt. Niet afstandelijk, wel vreemd. In het laatste shot zien we grootmoeder rechtsonder in beeld. Halfhoog schuift door de grote openstaande deur van de goederenwagon waarin ze naar huis reist het desolate landschap voorbij. Het is een bijna mystiek shot. Alsof er een dolk in je borst wordt gestoken zonder dat het pijn doet. Integendeel.