dit, dit
De kat jankte zacht buiten, pootjes in de kou en pootjes
tegen het raam. De gordijnen die je openschoof, ze
waren koel in je handen, toen ze weer dichtgevallen waren
bewogen ze nog even na. In de waas van warmte dacht ik even:
nu zijn we zo dichtbij dat je alles weet. Wat is dat, is dat nu
eeuwigheid en liefde en eenzaamheid, wat een vraag. Is dat
winter, een mooi woord, een woord om tegenaan
te kruipen als het sneeuwt. En is dat je hand. Nu, hier?
Nee, nee, dat is het niet. We hebben de kat binnengelaten,
de lichten uitgedaan. We hebben gesmoord gelachen in ons
kussen en het bleef geheim, geen woord is dichterbij dan dat.
Suzanne van Geuns