donderdag, juni 07, 2007

The Illusionist

Ergens halverwege de film 'The Illusionist' probeert de politie een goocheltruc te doorgronden met behulp van een filmprojector. Het is de enige scène die de aandacht vestigt op het feit dat de film zelf de goochelaar is. We zijn in het Wenen van rond 1900, de tijd waarin zowel de psychologie als het positivisme en het spiritualisme tot bloei kwamen, de kraamtijd van het nieuwe medium film, en de tijd van de val van de vorstenhuizen. Al die aspecten spelen een prettig onnadrukkelijke rol in deze bescheiden en sfeervolle film. Het verhaaltje is heel simpel (enigmatische goochelaar strijdt met de kroonprins om het meisje, en overwint dankzij zijn magie). De eenvoud van de handeling, die aan het eind een fraaie draai krijgt, gaat perfect samen met de rustige stijl. Maar het mooiste is de gedachte dat het de film is die de illusie mogelijk maakt. Hoe toon je een goocheltruc in film? Dat kan eigenlijk niet, want een gefilmde truc is allereerst film en film is al illusie op zich, zodat we de goocheltruc niet meer hoeven te geloven. 'The Illusionist' lost dit probleem op door de aandacht van het goochelen naar de goochelaar te verleggen. En dat is behalve Edward Norton zoals gezegd de film zelf. Film over film. Mooi!