zaterdag, maart 01, 2008

Odysseus


Odysseus speurde rond in zijn huis of een van de vrijers nog in leven was en zich ergens schuilhield om te ontkomen aan de donkere dood. Maar hij zag, dat allen waren gevallen en teneer lagen in bloed en stof - velen - zoals vissen, die vissers uit de grijze zee naar een inham van de kust hebben gesleept met het veelmazig net; zij liggen allen op het zand geworpen, snakkend naar de golven der zee, tot de brandende zon hun het leven beneemt: zo lagen toen de vrijers op elkaar gesmeten.

Als we de zaal betreden voor de laatste acte is het al gebeurd. Plassen bloed links en rechts op de vloer, uitlopend in lange rode vegen waar de lijken aan hun voeten zijn weggesleept. Een achtergelaten bijl en kapmes als stille getuigen van een bloedbad. Wat in Tantalus nog in beeld werd gebracht als naakte razernij in een poel vol bloed is hier verstild, en daarmee misschien nog indringender. Het bloed moet weg, het stinkt, en dat blijkt een vrouwentaak, totdat Odysseus zich er noodgedwongen over moet ontfermen. Hij draalt wat rond met zijn brandslang, ondertussen golfjes rood over het podium stuwend. Even later komt Penelope, slaapdronken, onkundig van de razernij die door haar paleis is gestormd, de vloer op. Haar jurk heeft een sleep van een meter of twee, en terwijl ze rondloopt en probeert te bevatten wat er is gebeurd dweilt haar sleep de vloer en zuigt zich vol met het bloed van de vrijers. Het bloed is inmiddels overal maar Penelope begrijpt nog niet waarom. En dan komt hij binnen en zien ze elkaar voor het eerst sinds twintig jaar. Het wordt stil. Ze zien elkaar. Ook de handeling valt stil, en bevroren op hun plek, een meter of vijf van elkaar verwijderd, dichterbij dan bijna ooit, kijken ze, alleen maar kijken. De tijd staat stil. Wie spreekt het eerst? Voorlopig wordt er niet gesproken.