woensdag, november 12, 2008

Strafwerk


Naar verluidt is het maken van strafwerk voor de schrijvende delinquentjes een heilzame bezigheid. Ze voelen het gezag van de meester. Dat gezag hebben ze zeer ten onrechte in twijfel getrokken en nu moeten ze boeten. De straf is een bevrijding. Ze zullen het echt nooit nooit meer doen. Ze zijn vergeven. Het gezag wankelt nooit, dat begrijpen ze nu. Echt. Dat was fijn meneer.

Toen mijn pen in 1975 tijdens de les geschiedenis voor de tweede keer op de grond was gevallen liet de leraar mij de volgende strafwerkregel opschrijven:

Mijn stemgeluid werd helaas al te duidelijk waargenomen, met als bezwarende omstandigheid, dat mijn gedrag onmogelijk fatsoenlijk kon worden genoemd.

Doe maar honderd keer. Ik had niks gezegd, dus de regel was even fraai als onzinnig, maar ik schreef. Stel je voor!

Ik schreef op slordig uit een multomap gescheurde blaadjes. De volgende dag weigerde de docent die blaadjes te accepteren. "Doe maar over" zei hij en gaf de blaadjes terug. Tijdens dezelfde les gaf hij een klasgenoot strafwerk met de woorden: "Je komt er niet zo goed vanaf als Blaakmeer, want die hoeft het alleen maar over te schrijven."

Thuis knipte ik de randjes van de blaadjes. De volgende les accepteerde de leraar (ik weet zijn naam maar ik gun het hem niet) de helft van de blaadjes. Mooi geknipt, lelijk geknipt. De andere helft hield ik voorwaardelijk, veertien dagen lang.

De geschiedenisleraar was steengoed, echt steengoed. Het strafwerk bedierf alles.