donderdag, april 02, 2009

Gedicht van de week XV



.............

Er valt een man van een balustrade
of was het een bolwerk. Ooit was ik in Venetië
zonder liefde of geliefde,
maar met een man die mij had uitgekozen en volgde op mijn voetstappen.
De blik in zijn ogen zei dood.
Ik had dood lang niet gezien.
Vanavond is hij niet gekomen.
Langs een gevel hangt een blauwe vlag met een blauw kruis erin.
Je kunt er precies één man in wikkelen.

Ik moet ervoor zorgen dat hij niet neerkomt.
Zolang ik doorschrijf, houd ik hem dalende, zwevende,
een paraglider met het licht van de volle maan tegen de ochtendhemel
als de ogen van een meisje van Samos
dat niet weet dat zij herinnerd is.

Kijk, er valt een man van de Akropolis!
Nee, joh, dat kan toch niet, het is zo’n deltavlieger of hoe heet dat.
Nee, echt! Hij valt!
Zal ik een foto nemen?
Hij valt! Hij valt echt!
Je moet de politie bellen.
Hoezo, komt die hem opvangen dan?

Het nummer van de politie in Athene is 100.
Je hoeft geen landnummer te bellen of 210 voor de stad.
De politie spreekt geen Frans of Engels.
Ze worden ongeduldig als je Frans of Engels spreekt.

Ach joh, het is een stunt. Of een reclame voor een wasmiddel. Blauw kruis voor al uw bloedvlekken!

Ik geef mijn 06 aan een man die belangstellend komt kijken wat ik doe. Hij legt aan de politie uit dat ik geen geld uit de muur krijg. Het is vast een bende, zegt hij. Het was op het journaal.

Eén honderdman springt van de Akropolis
terwijl ik honderdtwintig stemmen een lied van Mikis Theodorakis hoor zingen
in het Odeon van Herodes Attikus.
Een hecatombe van honderd witte telefoons
die allemaal het nummer 100 bellen
en een rebétiko in de hoorn zingen:
‘Het is nacht geworden zonder maan’.

....................

Maria van Daalen

(fragment uit het gedicht Lied voor Konstandinos Koukidis, in zijn geheel hier te lezen.)