Gedicht van de week XXI
Wie zal de vriend zijn van mijn vriendin,
de baas voor mijn hond, het kind in mijn jeugd,
de oude man bij mijn dood, wie zal dat zijn als
ik het niet ben? Jij? Ach kom, jij bent niets
dan twee ogen, die zien wat ze zien, jij
bent niets dan het uitzicht: een zon schijnt,
de appelboom bloeit, een stoel staat in
het gras; vreugde, verdriet, weet jij veel,
uitzicht. Maar wie zal mijn liefste grijs en
ziek laten worden, er voor zorgen dat de hond
jankt, het kind huilt, en de dood komt? Wie
zal de appelboom laten verkommeren, de stoel
voorgoed laten staan in de regen? Iemand toch
zal toe moeten zien dat alles voorbij gaat.
Rutger Kopland
1 Comments:
Ah, laatste regel! Het is heel erg mooi. Heel heel heel erg mooi, enzo.
Een reactie posten
<< Home