maandag, juni 11, 2007

IJzer drie


Tae-Suk is inbreker. Hij steelt niets, behalve wat eten uit de koelkast, een slokje whisky, wat water om te douchen of te baden. En hij steelt het huis, voor een dag en een nacht. Als tegenprestatie doet hij achtergebleven was en repareert hij apparaten. Lange tijd lijkt 'Bin-jip' een soort sociologisch onderzoek naar de verschillende subculturen in Taiwan, van traditioneel tot hypermodern, van rijk tot arm. Elk huis is anders, maar Tae-Suk lijkt zich overal thuis te voelen. Tijdens één van zijn inbraken stuit hij op Sun-hwa, een achtergebleven en door haar echtgenoot mishandelde vrouw, een zwijgend fotomodel dat vooral decoratief is. Ze zwijgt bijna een film lang. Tae-Suk zegt helemaal geen woord. Dat ze elkaar al snel liefhebben zien we aan hun voeten.
Sun-hwa begeleidt Tae-Suk op zijn woontocht langs de verschillende interieurs. Als ze in één van de huizen een dode man vinden begraven ze hem liefdevol volgens de juiste riten in de tuin. Het levert ze wel een arrestatie op. Tae-Suk gaat de gevangenis in, waar hij met succes onzichtbaar probeert te worden. Hij wordt geest, onhoorbaar, onzichtbaar, maar present. Als hij wordt vrijgelaten bezoekt hij de huizen opnieuw. Alleen Sun-hwa ziet hem.
Misschien is het semi-boeddhistische rimram, misschien ook niet. Daar moeten we nog maar even over nadenken. Dit lijkt me ook typisch een film die alleen voor Taiwanezen echt op waarde te schatten is. Maar 'Bin-jip' bevat minstens drie verbluffende scènes. In de eerste zien we Tae-Suk tijdens zijn eerste inbraak een pijltjespistool repareren. Als de familie thuiskomt hebben ze ruzie. Het jongetje richt zijn pijlpistool op vader. "Niet doen" zegt vader. Dan richt hij op moeder. "Schiet maar" zegt moeder, die weet dat het ding stuk is, "dan ben ik overal vanaf." Pang.
In de tweede bezoeken Tae-Suk en Sun-hwa een modern huis waar een grote naaktfoto van Sun-hwa aan de muur hangt. Terwijl Tae-Suk een stilstaande staartklok repareert zien we hoe Sun-hwa de foto zorgvuldig van de muur haalt en deze een aantal malen dubbelvouwt. In het volgende shot hangt de foto weer aan de muur, maar nu verknipt tot een collage van tientallen kleine vierkantjes. Het werk is er een stuk beter van geworden.
In de laatste scène, de mooiste uit de film, bezoekt Sun-hwa het huis waar hun voeten elkaar vonden, het huis van de theeceremonie, het enige huis waarin de bewoners in harmonie leven. De man des huizes ziet haar binnenkomen en vraagt wat ze komt doen, maar Sun-hwa negeert hem, gaat op de bank zitten, en strekt zich uit op de kussens. De man kijkt en laat haar begaan. Als zijn vrouw thuiskomt en wil ingrijpen houdt hij haar tegen: "Laat haar maar slapen". Stil, liefdevol, en heel heel mooi.