Traject
Het brugklasfeest duurt van acht uur tot half elf. De locatie is de soos van de school, een ruimte van pakweg zeven bij vijf, alsmede een even grote gang en twee toiletgroepen. Op deze nauwelijks honderd vierkante meter krioelen een kleine 140 bruggers door elkaar. Ieder afzonderlijk leggen ze in twee-en-een-half uur een uniek traject af. Hoe lang zou dat traject zijn?
Jongens rennen achter elkaar aan. Ze dansen minder dan meisjes, en zijn vooral bezig met het vinden van hun plaats in de grote hiƫrarchie. Ze trekken aan elkaar, duwen elkaar net niet om, rennen dan weer verder. Het lijkt soms gewelddadig, maar dat is het niet. Het is spel. De jongens zijn welpen, jonge wolven, of kleine aapjes. Het spel is wel serieus te nemen.
De meisjes zijn wat verder. De strijd om de beste plaatsen gaat subtieler en waarschijnlijk iets wreder. Ze rennen minder, en bewegen zich meer in groepen, vooral tussen de dansruimte en het toilet. De meisjes duwen niet. De meisjes praten. De meisjes zijn mooie kleurige vogeltjes, kwetterend op de telefoondraad, in de juiste volgorde gerangschikt.
En er is ontluikende liefde. Op de dansvloer wordt geschuifeld. Een jongetje slaat zijn armen om het mooie meisje, van achteren. Hij pakt haar handen. Ze staat het toe, maar niet te lang. Dan maakt ze zich los en gaat naar haar vriendinnen. De jongen schuifelt verder met een ander meisje, minder intiem.
Ieder traject is verschillend, en voor elk traject is een scala aan redenen. De bruggers kennen de regels van hun traject niet. Ze spelen een rol waarvoor nooit gerepeteerd hoeft te worden. De docenten zitten op een stoel van een afstandje toe te kijken en vragen zich af of het traject volledig gemotiveerd is. Ook zij kennen de oorzaak niet, al begrijpen ze meer dan de bruggers zelf. Daar zijn ze docent voor. Maar het traject begrijpen in al zijn subtiliteiten, dat gaat niet. Dat zou een Nobelprijs zijn. En het blijven gewoon docenten.
Jongens rennen achter elkaar aan. Ze dansen minder dan meisjes, en zijn vooral bezig met het vinden van hun plaats in de grote hiƫrarchie. Ze trekken aan elkaar, duwen elkaar net niet om, rennen dan weer verder. Het lijkt soms gewelddadig, maar dat is het niet. Het is spel. De jongens zijn welpen, jonge wolven, of kleine aapjes. Het spel is wel serieus te nemen.
De meisjes zijn wat verder. De strijd om de beste plaatsen gaat subtieler en waarschijnlijk iets wreder. Ze rennen minder, en bewegen zich meer in groepen, vooral tussen de dansruimte en het toilet. De meisjes duwen niet. De meisjes praten. De meisjes zijn mooie kleurige vogeltjes, kwetterend op de telefoondraad, in de juiste volgorde gerangschikt.
En er is ontluikende liefde. Op de dansvloer wordt geschuifeld. Een jongetje slaat zijn armen om het mooie meisje, van achteren. Hij pakt haar handen. Ze staat het toe, maar niet te lang. Dan maakt ze zich los en gaat naar haar vriendinnen. De jongen schuifelt verder met een ander meisje, minder intiem.
Ieder traject is verschillend, en voor elk traject is een scala aan redenen. De bruggers kennen de regels van hun traject niet. Ze spelen een rol waarvoor nooit gerepeteerd hoeft te worden. De docenten zitten op een stoel van een afstandje toe te kijken en vragen zich af of het traject volledig gemotiveerd is. Ook zij kennen de oorzaak niet, al begrijpen ze meer dan de bruggers zelf. Daar zijn ze docent voor. Maar het traject begrijpen in al zijn subtiliteiten, dat gaat niet. Dat zou een Nobelprijs zijn. En het blijven gewoon docenten.
1 Comments:
Mooi verwoord, Blaak!
Een reactie posten
<< Home