zondag, maart 21, 2010

Rotterdam


Parkeren in Rotterdam. Het klinkt als tulpen uit nul twintig en is even onwaarschijnlijk. Maar als het lukt dan lukt het ook. Mijn goedheid, wat lukt het. In het schemerdonker schuift Michiel de Volkswagen tot vlak voor de Maas. Aan de overkant tinkelen de lichten van de de Noordoever. Rechts ligt de in wit licht badende brug alsof hij er altijd is geweest. Als we langs de waterkant naar de tram lopen passeren we een achttal fotografen, alle aandacht gericht op de enorme zwaan.

De tram is vol. Toch stappen we in, samen met een drietal dames van een jaar of dertig. De tram stampt van enthousiasme. De dames vinden het een beetje griezelig. Een halte of wat voor de Kuip komt een groepje ongeregeld de nu echt volle tram bestormen. Als een kudde bizons stampen ze naar binnen. Ik red het vege lijf door tussen de stoeltjes in te gaan staan. Michiel duikt achter een ijzeren paal die niet van wijken weet. Dringen is het wel, zeg maar. Eén van de dames is zo geschrokken dat er tranen over haar wangen biggelen. De kudde ongeregeld heeft een heel klein beetje spijt en adviseert om gewoon te blijven ademen. Als we bij de Kuip zijn mogen de dames als eerste uitstappen.

Na afloop van de onvoltooide wedstrijd wandelen we de paar kilometer terug naar de brug. De fotografen zijn weg. Vanuit de auto maak ik met de telefoon een foto van de zwaan. Kijk, zegt Michiel, daar heeft Blaak helemaal geen cursus voor nodig.