Wereldstad
Het begint met de sneltrein van Breda naar Amsterdam, die bij elke lantaarnpaal halt houdt. Noem het ding dan intercity, dan kan je zo vaak stoppen als je wilt, als je uiteindelijk maar in een stad van enig formaat terecht komt. Maar nee, sneltrein betekent traagtrein. Ook goed, weten we dat.
Dan ga ik mijn rugzakje in een kluis stoppen. Ik ben al 'underdressed' voor het Concertgebouw, en om daar nog eens een raar rugzakje bij te doen, nee. Het station van de hoofdstad is in staat van permanente verbouwing, spuuglelijk, en heel groot. Na een kilometer of drieëntwintig lopen bereik ik de bagageafdeling. Gesloten vanaf elf uur 's avonds zegt het bord. Hallo!? Ben ik dan terug? Misschien, misschien niet. Ik wend me tot de belendende informatiebalie. Of ik ergens mijn bagage na elven nog kan ophalen? Een mevrouw toont begrip en probeert wat, maar een superieure meneer zegt kribbig "Elf uur is elf uur." Ik kan een cynische reactie niet onderdrukken: "Nou, geweldig. Bedankt!" Ik wil nog zeggen dat ik Amsterdam echt een wereldstad vind, maar dat slik ik maar in. Wat een dorp! Op straat loop ik direct tegen een jongen in een heel fout voetbalshirt aan. Het wemelt van veel te traag schuifelende toeristen.
Het is te laat om nog naar het Rijksmuseum te gaan, zoals ik van plan was. Ik moet een uur of vier doodslaan voordat Willemijn arriveert en ons concert begint. In Pathé draait de nieuwste Tarantino. Een film van bijna twee uur. Als je het terugsnijdt tot een kwartier of drie zou het best aardig zijn. Een zo nu en dan prettige achtbaanrit met heel veel saaie rechte stukken. Dat concert moet zometeen een hoop goedmaken. Dat doet het niet. Brahms' vioolconcert is rommelig en vonkt nergens, en Sibelius' zesde kan dat slechts ten dele corrigereren, al is het wel beter. Het voornaamste genoegen is dat het publiek niet doorheeft wanneer het afgelopen is en ik wel, want ik ken het stuk. Tja, dat is opschepperig en min, dus daar heeft een mens ook niets aan. Inderdaad, een minne dag.
Dan ga ik mijn rugzakje in een kluis stoppen. Ik ben al 'underdressed' voor het Concertgebouw, en om daar nog eens een raar rugzakje bij te doen, nee. Het station van de hoofdstad is in staat van permanente verbouwing, spuuglelijk, en heel groot. Na een kilometer of drieëntwintig lopen bereik ik de bagageafdeling. Gesloten vanaf elf uur 's avonds zegt het bord. Hallo!? Ben ik dan terug? Misschien, misschien niet. Ik wend me tot de belendende informatiebalie. Of ik ergens mijn bagage na elven nog kan ophalen? Een mevrouw toont begrip en probeert wat, maar een superieure meneer zegt kribbig "Elf uur is elf uur." Ik kan een cynische reactie niet onderdrukken: "Nou, geweldig. Bedankt!" Ik wil nog zeggen dat ik Amsterdam echt een wereldstad vind, maar dat slik ik maar in. Wat een dorp! Op straat loop ik direct tegen een jongen in een heel fout voetbalshirt aan. Het wemelt van veel te traag schuifelende toeristen.
Het is te laat om nog naar het Rijksmuseum te gaan, zoals ik van plan was. Ik moet een uur of vier doodslaan voordat Willemijn arriveert en ons concert begint. In Pathé draait de nieuwste Tarantino. Een film van bijna twee uur. Als je het terugsnijdt tot een kwartier of drie zou het best aardig zijn. Een zo nu en dan prettige achtbaanrit met heel veel saaie rechte stukken. Dat concert moet zometeen een hoop goedmaken. Dat doet het niet. Brahms' vioolconcert is rommelig en vonkt nergens, en Sibelius' zesde kan dat slechts ten dele corrigereren, al is het wel beter. Het voornaamste genoegen is dat het publiek niet doorheeft wanneer het afgelopen is en ik wel, want ik ken het stuk. Tja, dat is opschepperig en min, dus daar heeft een mens ook niets aan. Inderdaad, een minne dag.
1 Comments:
020 in een notendop
Een reactie posten
<< Home