Concert in de zon
De zonovergoten middag in het Zuiderpark teistert de instrumenten van het Residentieorkest. De lijm in de violen dreigt te smelten, naar verluidt. De rijzige cellist heeft zijn net niet witte overhemd uitgedaan en het zijn instrument aangetrokken. Als borsthaar piepen de snaren tussen de knoopjes door.
Ook op de tribune schijnt de zon. Het is eind augustus en warm. Ik loop voor aanvang naar de toiletten om mijn petje nat te maken. Doorweekt en druipend neem ik weer plaats op de voorste rij. De zomer is eindelijk begonnen. En morgen ... nou ja, mooi weer op de brugklaswerkweek is ook leuk.
Alles maakt geluid. Niet alleen de strijkers en het koper en de eenzame triangel, maar ook de vogels en de veel te jonge kinderen en het treintje dat door het park slingert en de man die naast Willemijn zit. Houd den bek! Vogels en kinderen en treintjes zijn te verdragen, maar een volwassen vent die in zijn eentje door een concert zit te kwekken niet.
Korte zomerse stukjes muziek rijgen zich aaneen. Het Residentieorkest laat ondanks de temperatuur een prachtig uitgebalanceerde klank horen. Vooral de strijkers laten zich in de Notturno op. 70 nr. 1 van Giuseppe Martucci gelden als klanktovenaars van formaat. Martucci, van wie ik nog nooit had gehoord, lijkt de schijnbaar tegenstrijdige klanken van Bruckner en Verdi te combineren. Italiaans, maar bloedje serieus. Zoiets.
In het laatste stuk dat wordt gespeeld zijn ze op hun best. Het Capricio Italien van Pjotr Iljitsj Tsjaikovski bevestigt al mijn vooroordelen tegen de componist: prachtige orkestklanken, maar het gaat helemaal nergens over. Vervelende voorspelbare muziek van ondoorgrondelijk spannende klanken.
En Ravel.