vrijdag, november 30, 2007

Het is een schone dag geweest


Ik zoek al een week naar een manier om adequaat te beschrijven wat er nou precies gebeurt in het voorlaatste shot van 'Het is een schone dag geweest.'

Rustig Blaakmeer, begin bij het begin.
In 1993 maakte Jos de Putter een documentaire over het boerenbedrijf van zijn vader. Het Zeeuwse bedrijf gaat zijn laatste jaar in. Vader de Putter gaat met pensioen, en hij heeft geen opvolger. Op de boerderij gebeurt alles voor het laatst. Het laatste graan gaat door de handen van de boer, en uiteindelijk worden de koeien verkocht. "Wat betekent het nou voor jou persoonlijk?" vraagt de filmmakende zoon. Vader denkt een volle minuut na over de vraag, en zegt dan: "Wat bedoel je met persoonlijk?" Kortom: het beeld moet het doen.

En het beeld doet het. In het voorlaatste shot zitten we op de achterbank van een auto. De vrouw van de boer, de moeder van Jos, rijdt over kleine Zeeuwse weggetjes. Uiteindelijk slaat ze linksaf een pad op en stopt. Door de voorruit zien we een tractor op het pad staan. Uit de tractor komt een figuurtje te voorschijn dat naar de auto toeloopt. Het is De Putter. Hij stapt in en vraagt: "Heb je mijn eten?" De boerin bromt en geeft hem een in zilverpapier verpakt pakket. Men zwijgt. Men eet. Buiten de auto schemert het land, een beetje vaag vanwege de nevel. "Het is mistig" zegt de boerin. "Ja" zegt de boer, "maar niet heel erg."
En inderdaad, het is mistig, maar niet heel erg. We zitten binnen en kijken naar buiten. Het is een beetje mistig, dus het waait niet. Bovendien: we zitten binnen. En toch zijn we buiten, op één of andere manier. We zijn in het land. En we zijn beschut. Het is hemeltergend mooi. Waarom eigenlijk?

Labels:

Hacked


De brugklassers houden zich al dagen bezig met het tapijt van Bayeux. Op internet verzamelen ze informatie die uiteindelijk in enigerlei vorm aan klasgenoten gepresenteerd moet worden. Mooi. Maar of ze het meest interessante aspect van het prachtige tapijt op het spoor komen is maar zeer de vraag: het breiwerk is een folder, een pamflet, een handig stuk reclame in dienst van de Normandische zaak. Een kunstwerk? Zeker, maar wel uiterst propagandistisch. Moeten we dat die bruggers niet gewoon vertellen?

Om het tapijt te begrijpen duiken de leerlingen in lastige Engelse teksten. Gelukkig kan je lastige teksten laten vertalen door de computer. Staat er bijvoorbeeld:

"It is not certain that Harold was struck by an arrow or even whether the figure depicted on the left is the same one being hacked down by a Norman knight.",

dan wordt dat door het programma 'Babel fish' keurig vertaald in het Nederlands:

"Het is niet bepaald dat Harold door een pijl werd geslagen of zelfs of het cijfer dat op de linkerzijde wordt afgeschilderd zelfde die neer door een Normandische ridder uit wordt binnendrongen in een beveiligd computersysteem is."

Tja! Hacken, hackte gehacked.

Er zijn mensen die voorspellen dat computers binnen afzienbare tijd verliefd op elkaar kunnen worden. Maar de liefdesbrieven, dat blijft voorlopig nog even een probleem.

A streetcar named 'Lijn 2'


Het is al bijna één uur als de ernstig vertraagde tram me afzet bij de halte Nieuwendamlaan. Ik stap voor uit. De bestuurder zegt: "Morgen wel op tijd op school hè!". Ik kijk hem stomverbaasd aan. Hij lacht. Het is de vader van.
Maar het kan nog gekker: terwijl we in de prachtig vormgegeven krochten van de stad al ruim een half uur staan te wachten op trams die maar niet komen, raak ik in gesprek met de twee beveiligingsmannen met de portofoons. Dat komt zo: het melige meisje dat met de mannen praat vraagt of ze soms uit Limburg komen. Ik doe een stap dichterbij. "Nee, niet uit Limburg", zegt de kleinste van de twee. "Nee," zeg ik, "het is Saksisch."
"Waar komt u dan vandaan?"
"Ik ben van Groningse afkomst."
(Ik noem mij liever Groninger dan Drent.)
"En u?"
"Wij komen uit Emmen."
Mijn kaak zakt op de vloer van verbazing. Deze laconieke mannen komen uit mijn geboorteplaats. Sterker nog: ze wonen in Emmen en werken in Den Haag. Binnen twee minuten vliegen Emmense straatnamen door de Haagse tramtunnel. Boermarkeweg. Angelsloërstraat, Meyerswegje. De mannen zijn oud genoeg om zich het oude ziekenhuis te herinneren. Het straatje met de witte huizen tegenover het ziekenhuis, daar ben ik geboren. Ja, dat kennen ze wel: Twee onder één kap.
Ze willen weten wat ik in Den Haag doe. Wat zij in Den Haag doen, dat is de vraag. Dan komen opeens allemaal trams, tegelijk.
Ik geef de mannen uit Emmen een hand, en stap in tram 2. Bij de vader van. De stad in de nacht, laat. Laat en vertrouwd. Ach, Emmen.

donderdag, november 29, 2007

Twee bier

Terwijl ik in de avondwinkel voor de kassa wacht wankelt een verfomfaaide man de winkel binnen. Zijn broek zakt bijna af, en zijn veters zijn los. Tegen het rek met chips komt hij tot stilstand. De winkelier snelt toe om op te vangen, maar er valt niets. Nog niet.
De winkelier kent de man wel. Hij heet Johan. Johan stelt met enige nadruk dat hij twee blikken bier wil hebben. Samen een liter. Dat lijkt de winkelier terecht geen goed idee. Hij vertelt Johan dat hij dronken is en dat hij weg moet gaan. En dat hij zeker geen bier meer mag kopen. Johan blijft staan: "Twee bier."
De winkelier helpt de klant voor me en daarna mijzelf. Ik mag nu weg, maar ik besluit de winkelier niet met Johan alleen te laten, en begin me ermee te bemoeien: "Je krijgt geen bier meer. Je moet gaan slapen, dat is beter. Kom!" Johan laat zich niet vermurwen en zegt, terwijl hij een pinpas uit zijn zak haalt: "Twee bier."
Terwijl de winkelier en ik op hem inpraten komt een rasta-achtige zwarte jongen binnen. Hij gaat bij de kassa staan en kijkt met enige verbazing naar het toneelstukje voor drie heren. Hij bemoeit zich voorlopig nergens mee.
Als praten en licht duwen en trekken niet helpt zeg ik tegen Johan dat ik de politie ga bellen. Dat helpt om hem met zachte dwang en langzaam schuifelend de winkel uit te krijgen, maar eenmaal buiten klampt hij zich vast aan de pui. "Twee bier." De winkelier pakt nu zijn linkerarm, en ik zijn rechter. Nu wordt Johan agressief. Hij kijkt me vernietigend aan en knijpt in mijn arm, krachteloos. Ik krijg er genoeg van en zeg opnieuw dat ik de politie ga bellen. Ik draai 122, maar dat is duidelijk niet goed. De rasta-jongen staat in de deuropening toe te kijken. Ik buig me naar hem toe en vraag hem wat het alarmnummer is. Hij weet het niet. De winkelier wel: 112. Ach ja, natuurlijk. Ik heb het nog nooit gebruikt, maar nu wel.
"Nu gaat hij echt de politie bellen" zegt de winkelier tegen Johan, "dat krijg je er nou van!" Een dame beantwoordt mijn oproep: "Wie wilt u spreken?" "De politie." "Ik verbind u door."
Vrij snel krijg ik de meldkamer van de politie Haaglanden en doe verslag van wat er gebeurt. De rasta-jongen pakt Johan vast en leidt hem de straat over. "Nou, nu hij doorheeft dat ik met u bel gaat hij opeens wel weg. En nu gaat hij omvallen, maar dat kan u waarschijnlijk niet zoveel schelen." De man van de meldkamer lacht, en zegt: "Nou, dan haal ik de melding maar weer uit het systeem."
Maar Johan valt niet. Hij wankelt verder. De winkelier, de rasta-jongen en ik, we geven elkaar een hand, en gaan ons weegs. De dronkaard blijft alleen achter. Dat is het lot van de dronkaard. Twee bier. Waarom twee?

woensdag, november 28, 2007

Bé-enner (ad rem)

De presentatie van de Nederlandse vertaling van Schleiermachers 'Reden über die Religion' trekt veel publiek. Ik ben er omdat Herman er is. Hij heeft de inleiding bij het boek geschreven en is voor één avond in Amsterdam, overgevlogen vanuit het verre Oostenrijk. Hermans voordracht is uitstekend, het relaas van de vertaler is grappig, en Antoine Bodar neemt het eerste exemplaar beleefd in ontvangst. Dan mag het publiek reageren. De ene na de andere al wat oudere heer laat weten dat ze in het betoog van de mannen achter het podium vooral de naam van de door hen zo bewonderde ......... node gemist hebben. En dat hun geliefde ....... toch wel erg goed past in het discours rond Schleiermacher. Vreemd dat de inleiders het niet over ....... gehad hebben! De naam op de stippeltjes varieert van Menno ter Braak tot Heraclitus. Ik weersta de neiging om te roepen dat ik het een schande vind dat mijn moeder in het hele verhaal geen één keer voorkwam.
Later, in café de Zwart, zitten we vlak naast de Gelauwerde Grote Schrijver. De G.G.Sch. drinkt glaasjes wodka met bier, een vreemde combinatie, maar hij houdt het aardig vol. Ik verlaat het café om geld uit de muur te halen. Bij mijn terugkeer merkt G.G.Sch. op dat de mensen die het café betreden steeds langer worden. Ik zeg: "Het is maar goed dat je na je veertigste weer korter wordt. Maar de haargrens keert niet terug." Ik weet niet waar ik het vandaan haal, en zo grappig is het nou ook weer niet, maar G.G.Sch. draait zich naar me toe, geeft me een hand, en zegt: "Zo ken ik je weer."

zondag, november 25, 2007

Zidane, un portrait du 21e siècle


De onvolprezen videotheek om de hoek bleek tot mijn verrassing een door Artificial Eye uitgegeven dvd van 'Zidane, un portrait du 21e siècle' te bezitten. Hulde. Er zitten verschillende vreemde paradoxen in deze film over Zinedine Zidane. De aanvaller van Real Madrid wordt een wedstrijd lang gevolgd door verschillende filmcamera's, vaak in extreme close-up van hoofd en voeten.

De mooiste paradox is dat de beste voetballer van het afgelopen decennium ook één van de saaiste lijkt te zijn: het gebeeldhouwde hoofd verraadt nauwelijks emotie. Een tegendoelpunt doet hem al even weinig als een schitterende assist van zijn eigen voet. Aan het slot slaan ergens in het hoofd wat stoppen door, en rest hem slechts de schaamtevolle voortijdige aftocht. En ook dat laat hem koud.

De meest opvallende paradox heeft met het medium te maken: we kijken naar een film die af en toe wordt onderbroken door televisiebeelden. Die tv-beelden zijn meestal zodanig opgeblazen dat we in de pixels nauwelijks iets herkennen. Het contrast met de haarscherpe close-ups in film vertelt twee dingen: Film is een veel beter realisme dan televisie, en film is een veel betere kunst dan televisie. Totdat er iets gebeurt in de wedstrijd. Dan maakt de film opeens noodgewongen gebruik van het normale televisiebeeld, zodat we kunnen zien wat er nu eigenlijk aan de hand is op het veld.
Alsof je op de tribune zit en al verlangt naar de samenvatting op tv: kijken wat daar nu echt gebeurde. Het medium is misschien niet de boodschap, maar vormt wel degelijk de waarneming. En dan blijkt film erg ongeschikt voor voetbal. En buitengewoon geschikt voor de raadselachtige kop van de voetballer.

Labels:

zaterdag, november 24, 2007

Gluton

Het lijkt er toch een kwart seconde verdacht veel op dat er een potje Gluton in beeld is. Willemijn en ik, samen bijna een eeuw oud, veren tegelijkertijd verheugd op: Ruik je dat? Gluton!
We kijken naar een kinderfilm. We schamen ons niet. 'Het paard van Sinterklaas' is in de gids aangekondigd als een viersterren- film. De film gaat helemaal nergens over en blijkt een charmant rommeltje. En er schuift een potje Gluton voorbij. Een potje Gluton! Tegenwoordig is het nergens meer te krijgen, maar het stevig smeerbare goedje heeft decennia lang voor kleuterplezier gezorgd. De Gluton generatie moet wel buiten proportie veel lijmsnuivers hebben voortgebracht. Wat rook dat goedje lekker zeg. Later was er ook nog de ouderwetse solutie voor het plakken van je fietsband, ook al zo'n verslavend geurtje. De Gluton generatie. Is er al een club voor? Op zondagmiddag samen snuiven aan zo'n wit potje? Ik word lid. Ik rook niet meer, en je moet toch wat.

vrijdag, november 23, 2007

D-stijl

Laten we het over iets belangrijks hebben: over de D-stijl. Nee, ik kende het begrip ook niet. En dat is een echt gebrek want een goede D-stijl fleurt het straatbeeld aanzienlijk op.

Eerst maar, ter lering en vermaak, het tegenvoorbeeld: de slechte D-stijl:


Niet alleen zijn in deze Peugeot de B-stijl en de C-stijl bijna onzichtbaar, zodat u nog steeds niet weet waar ik het over heb, de gruwelijk opgezwollen D-stijl helt bovendien naar achteren! De tekenaars zijn vooraan begonnen, ik denk op donderdag. Dat ging een tijdje heel aardig, totdat de kont van de auto aan de beurt was. Vrijdagmiddag vier uur. Biertje?

Het is allemaal buitengewoon ernstig, maar het kan nog erger. Bij de Peugeot is er nog sprake van een integraal ontwerp, hoe beschonken ook. Veel erger is de station (of break, of wagon, of estate, of touring, of hoe het allemaal mag heten) die niet meer is dan een verlengde sedan. Bij Saab hebben ze er patent op:




Dit is geen dronkenschap meer, dit is gewoon kwaadwillig. Maak een mooie sedan, en weiger vervolgens voor de estate ook maar een extra vinger uit te steken. Plakken we er toch gewoon een raampje achter. Wat een lelijk raampje! Ja, hallo, wie koopt er een estate? Onderwijzers en kruideniers. Lelijke mensen. Nou dan!

Dit is bijna goed. Dit schiet echt een eind op. Het helt niet naar achteren, maar licht naar voren, en dat mag best:




Wat nog te denken geeft is de dalende daklijst. De D-stijl is ook een beetje te dik, en al met al ziet ook dit (zij-)achterraampje er enigszins zielig uit, al ligt dat ook een beetje aan de zwak uitgevallen C-stijl. En hoewel je me deze Audi best cadeau mag doen kan het dus nog steeds beter.

Ja het kan nog beter.
Veel beter.
De ultieme D-stijl is de meest eenvoudige. Een D-stijl die fier rechtop staat, die niet overdreven veel aandacht vraagt, en die de auto af maakt. Een auto zoals je hem als jongetje tekende. De Volvo V70:


donderdag, november 22, 2007

Wim Jansen



De beslissende doelpunten van Rinus Israël en Ove Kindvall liggen na 37 jaar nog vers in het geheugen. Maar zonder dit briljante doelpunt tegen AC Milan was de cup met de grote oren ook nooit naar de Coolsingel gekomen. En wat een schitterend uitshirt was dat toch. Groen met witte mouwen. In zwart-wit.

Labels:

Lego

Vanavond gegeten bij Klaas. De gastheer groeit als kool, lacht beleefd naar het bezoek, en laat het tijdens het eten gewoon lekker afweten. Een echte man trekt zijn eigen plan. Zo hoort dat. Ik moet nu heel erg een tukje.

Tijdens dat eten gaat het over Lego. Tussen Beute en mijzelf gaapt een bescheiden generatiekloofje. Ik kreeg mijn eerste voorgeprogrammeerde Lego-doos pas toen ik zestien was (een vrachtauto, in Billund!), terwijl Michiel niet anders kent dan dozen met een doel: volg het stappenplan, dan wordt het vanzelf een huis.
Voor mij was Lego een verzameling blokjes zonder bouwtekening. Aanvankelijk waren er vooral de blokjes van vier bij twee of twee bij twee nopjes. Er waren ook andere (één bij twee, de bijzondere en speciaal geliefde drie bij twee), maar die waren zeldzamer. De blokjes waren rood of wit, vooral rood. Er waren ook zwarte, blauwe en gele, maar daar kon je niet zoveel mee. Huizen werden rood, auto's ook. Het vliegdekschip dat ik ooit maakte had eigenlijk grijs moeten zijn, maar ook dat werd rood.
Later kwamen er andere vormen bij: de dunne platte blokjes waarvan er verticaal drie in een normale pasten, en de even platte blokjes met de gladde bovenkant, ideaal voor bestrating of afwerking van huizen.
Af en toe had ik visioenen van een eindeloze voorraad blokjes van alle vormen en kleuren. Een grote houten kast tjokvol grote laades voor de zeldzame stukken, en hutkoffers vol voor de basisblokjes. Eindeloos bouwen. Een jongensdroom is nooit af, en dat terwijl mijn collectie blokjes toch bepaald niet kinderachtig was.
En alles is bewaard. Wat je ook wegdoet, niet je Lego. Over een jaar of vijf vinden we onszelf wel terug op de houten vloer. Ik heb nu al weer zin in dat vliegdekschip. Kortom: Leve Klaas!

dinsdag, november 20, 2007

Ingmar Heytze


Ingmar Heytze, onthoud die naam. Tot een week geleden (met dank aan Michiel) had ik nooit van de dichter gehoord. Vandaag nam Willemijn de bij Podium onder de titel 'Alle goeds' verschenen verzameling van drie bundels mee.
Allemaal goed? Ik lees, anders dan anders bij dichtbundels, vanaf het begin. Het is verbluffend goed. En ik ben nog maar dertien gedichten ver. Zo kom je dan, via het prachtige 'meisjesgenade', bij het gedicht 'Vos onder ijs". En daar gebeurt iets. Het is een poëticaal gedicht, een vers over het dichten, zoals veel goede poëzie. Ik ga er geen woord aan toevoegen. Ik zou niet durven:


Vos onder ijs

Deze winter, bij het schaatsen:
vos onder ijs.
Twee dode ogen keken op

alsof hij zo omhoog zou springen
met open bek
als het plotseling zomer werd.

Ik vlucht voor honderd boeren.
Water breekt.
Ik zwem mij langzaam dood.

Mijn laatste woorden zijn gedacht:
ik kan niet meer
en spreken gaat niet hier.

Het is eenzaam. Aan deze kant.
Van het papier.
Het is zo eenzaam hier.

Bedlampje

Hoe het met het huis is? Vraag over vijf jaar nog eens. Zo hebben we bijvoorbeeld geen fatsoenlijke bedlampjes. Een bedlampje dient slechts één doel: je moet er bij kunnen lezen. En dat lukt niet als je een lamp op een tafeltje zet dat zich ruim beneden boekhoogte bevindt.
Vroeger, bij mijn ouders thuis, boven het bed waarin ik geboren ben, daar hing de moeder van alle bedlampjes; een stukje hout tegen de muur geschroefd, daarop twee aluminium pootjes, en dan de universele doodsimpele constructie met het kapje dat omhoog of omlaag kan. Kapje omhoog betekende een zee van licht op het hoofdeinde van het bed. Kapje omlaag kwam ook voor, maar veel minder. Hoewel, als het lampje uit was stond de kap meestal omlaag. Voordat ik het boek weglegde en het licht uitdeed om te gaan slapen deed ik het ding steevast omlaag, met een snelle beweging vanwege de hitte die zich tijdens het lezen in het metalen kapje had opgehoopt. Een handeling uit voorzorg: als je om drie uur dertien slaapdronken naar het toilet wilt wankelen moet er licht zijn, maar niet recht in je snufferd.

maandag, november 19, 2007

Regelneven


Als het maar nutteloos is kan ik me nauwelijks iets leukers voorstellen dan zeuren over regels. Ooit mocht ik een dispuuts-bijeenkomst bijwonen waar een uur lang werd gevochten over de regels die zouden gelden bij het vaststellen van de regels voor het kiezen van een jaarthema. Heerlijk.
En nu? Heeft Sven Kramer nu het wereldrecord snelschaatsen op de drie kilometer in handen? Hij legde de afstand dit weekeinde af in een tijd die het bestaande record van Ervik met dertien honderste seconde verbeterde. Wereldrecord zou je zeggen! Maar nee, Sven was helemaal niet bezig met een drie kilometer. Hij moest nog een stukje verder. En verpulverde even later het wereldrecord op de vijf kilometer.
Maar toch: er was nog nooit iemand sneller over drie kilometer dan Sven. Waarom dan geen wereldrecord? Dat moet in de regels terug te vinden zijn. En dat is het ook. Lees maar:

The ISU Sports Directorate will only recognize as World Records times skated in competitions listed in Rule 107, paragraphs 1-6, or in properly announced National Championships, approved by the Speed Skating Technical Committee.

Distances to be skated and starting times must be in accordance with the announcement. The only exception is changes according to Rule 216, paragraph 4.

In overeenstemming met de aankondiging van de wedstrijd. Welnu, wie meedoet aan een wedstrijd die is aangekondigd als een race over vijf kilometer schaatst per definitie geen drie kilometer. Nee nee, regel 216 geeft Sven geen enkele hoop. Geloof me, ik heb het nagezocht.

zondag, november 18, 2007

Land art


Ik zat nog wat na te denken over het vorige blogje, dat over Wim Delvoye. En ik bedacht dat ik land art over het algemeen misschien zo mooi vind omdat wij als inwoners van Emmen sinds 1971 de trotse bezitters waren van één van de belangrijkste werken op dit gebied: 'Broken Circle and Spiral Hill' van de Amerikaanse kunstenaar Robert Smithson. Het bestond uit een heuvel van een meter of vijf hoog met een wit spiraalvormig pad naar de top. Vanaf de top had je een prachtig uitzicht op de gebroken cirkel, die het beste is uit te leggen met een verwijzing naar de foto: kijk maar.
Smithson's bedoeling was om het werk meteen aan de natuur terug te geven. Niets meer aan doen. Dat kon de gemeente Emmen maar moeilijk volhouden, want vooral na Smithson's vroege dood in 1973 kwamen van heinde en ver mensen om het werk te bezichtigen. Ik ben er in de tijd sinds 1971 vele malen geweest, en steeds was het in een ander stadium van verval of restauratie.
Het meest verrassend is wellicht het feit dat dit buitengewoon moderne werk in ons gezin vanzelfsprekend aanvaard werd als belangrijk object. Kwam dat omdat mijn veel oudere en cultureel 'angehauchte' broers en zus geïnteresseerd waren? Of ontstond in het burgerlijke Emmen in de vroege jaren zeventig een vlaag van trots op het blijkbaar belangrijke kunstwerk dat opeens binnen de gemeentegrens verscheen?

Out for a pizza


Aan het gebouwtje is het niet goed te zien, maar het lijkt erop dat dit werk van Wim Delvoye zich ergens in de Alpen bevindt. Op een groot granieten vlak op de bergwand is in zwarte kerfletters een koelkastmededeling aangebracht: "Susan, out for a pizza. Back in five minutes. George".
Wat een schitterend idee: Conceptuele kunst en land art gecombineerd. Deze plek wil ik onmiddellijk bezoeken. Het contrast tussen de volstrekte alledaagsheid van de mededeling en de enormiteit van de uitvoering maakt het tot een sublieme grap. De grap bedenken is al genoeg, Uitvoeren is helemaal geweldig.
Er is één klein probleempje: het werk bestaat zowel niet als wel. Wat het plaatje laat zien is geen foto, maar een schilderij. Ik voel me bedrogen en weet niet goed waarom. Waarschijnlijk omdat het idee alleen goed is wanneer het ofwel idee blijft, ofwel echt wordt uitgevoerd. Deze tussenvorm van het schilderij maakt het tot ....... eh, schilderij, en als schilderij is het niet alleen matig, maar ook meteen geen conceptuele kunst meer en ook geen land art. Heel jammer.

vrijdag, november 16, 2007

Bruiloft

De ingang van de kleine trouwzaal van het stadhuis van Utrecht is versierd met tientallen kleine engeltjes van het type dat je normaliter alleen op oude staartklokken tegenkomt. Volgens mijn broer zijn het engeltjes van Magritte, en inderdaad, je zou ze allemaal een klein parapluutje in de hand kunnen geven. In de zaal zelf is het postmodernisme nog krachtiger ter hand genomen: we zitten op fantasiemeubilair onder een allegaartje van huis- tuin- en keukenlampen uit diverse perioden van de vorige eeuw. Iconen uit de beeldende kunst, gekopieerd, vergroot en versterkt tot ze allemaal hetzelfde felle contrast bezitten, zijn bijeengebracht rond het thema van de trouwzaal: Iets met mannetjes en vrouwtjes.
Het is goed gedaan, ik kan niet anders zeggen, en ik houd helemaal niet van pomo. Het bruidspaar is ook goed gedaan, maar dat wisten we al. De enige dochter van mijn enige zus, het eerste kleinkind van mijn moeder dat trouwt, mijn onbevangen altijd positieve nicht Ellen, ze blijkt een prachtige dame in een schitterend eenvoudige jurk en blijft toch een meisje. Later, op de tocht van het stadhuis naar Rhijnauwen in een klassieke jaren vijftig bus, zit ze achterin met haar man, een glas champagne in de hand. Ik kijk haar aan, ze lacht en heft haar glas. Ik lach terug en hef ook mijn glas. Ik moet vooral lachen omdat ze zo typerend niet onder de indruk is van de situatie. Zittend op de achterbank van een trouwbus in een trouwjurk met opeens een echtgenoot kan ze zichtbaar genieten en even zichtbaar alles met ironische blik beschouwen. Wat een leuk nichtje heb ik toch. Het is maar goed dat de bruidegom ook zwaar okee is.

donderdag, november 15, 2007

Colloquio con la madre


Aan het eind van de film 'Kaos', het meesterwerk van de gebroeders Taviani, gaat de schrijver Luigi Pirandello terug naar zijn geboortegrond op Sicilië. Hij is er sinds de dood van zijn moeder niet meer geweest. Op het station wordt hij opgewacht door een man die we eerder in de film gezien hebben als personage in een verhaal van Pirandello. "Ken je me nog Luigi?" vraagt de man, en Pirandello antwoordt bevestigend op een manier die niets aan duidelijkheid te wensen overlaat: hij heeft geen flauw idee. De open koets passeert locaties uit de verhalen die we eerder zagen. Pirandello vraagt zich af wat er aan de hand is. Er is iets aan de hand. Als de koetsier hem afzet bij het ouderlijk huis en wegrijdt herkent de schrijver zijn personage.
Het huis dat hij betreedt is al een tijd verlaten, want als hij een raam opent springt een tak met sinaasappels de kamer in. Pirandello ontmoet er zijn dode moeder. Zij heeft hem geroepen. Ze vertelt op zijn verzoek nog één keer het verhaal van de vlucht over zee naar Malta toen ze nog een meisje was. Onderweg, op de vlucht, leggen ze met hun kleine schip aan bij een puimsteeneiland. De kinderen klimmen omhoog over de witte helling die vanaf het strand oprijst, draaien zich om, spreiden hun armen, en rennen naar beneden de heuvel af, de camera boven achterlatend. Terwijl de kinderen verdwijnen als stipjes in de azuurblauwe zee klinkt eindelijk de aria die al zo vaak was ingezet: 'L'ho perduta' uit Mozart's "Le nozze di Figaro'. Het is een beeld dat de film samenvat, en elk woord dat je er over zegt is teveel. Het is een verbluffend beeld, een blij beeld, een ontroerend beeld. Het is waarschijnlijk het mooiste filmbeeld dat er is.

Labels:

maandag, november 12, 2007

Prof. Dr. H.G. Hubbeling


Tijdens de voorbereiding van een tentoonstelling in de Universiteitsbibliotheek stuitte mijn vriend Jacob op deze foto. Jacob mailde hem naar me met de woorden: "dit prachtige portret van Hubbeling wil ik je niet onthouden."
Dit is Huib Hubbeling op jeugdige leeftijd, ruim voor ik hem leerde kennen. Hier zal hij net zijn predikantschap van de vrijzinnig hervormde gemeente Wildervank verruild hebben voor een lectoraat aan de Groningse Universiteit. Jaren lang zou hij naast groot Spinoza-specialist één van de toonaangevende godsdienstfilosofen van Nederland zijn. En belangrijker: hij was mijn geestelijk vader.
Op weg naar zijn begrafenis, in oktober 1986, reden we via kleine Drentse dorpen richting Norg; we waren te vroeg. In Ubbena stond een man in een net pak te liften. Het bleek de Utrechtse Nieuw-Testamenticus Baarda te zijn, die ongevraagd opbiechtte dat hij met Hubbeling veelvuldig over Schotse whisky had gesproken. Later, op het kerkhof, trof ik Pieter, die memoreerde hoe hij het met Hubbeling altijd over de symfonieën van Anton Bruckner had. We constateerden dat ieder zijn eigen Hubbeling koesterde en dat de baas een man van vele werelden was (een insider-grap, vanwege de mogelijke werelden semantiek die op dat moment actueel was.)
Mijn Hubbeling was een filmliefhebber. Meermalen heb ik hem voorgesteld een doctoraalscriptie te schrijven over een keurig onderwerp als 'het gebruik van de modale logica in de klassieke godsbewijzen', en dan zei hij steevast: "Ja ja, dat is interessant, maar jij moet over film schrijven, want dat doet niemand." En dus schreef ik een nogal matige scriptie over film. Het was het logische resultaat van onze wekelijkse dans rond de videorecorder. De faculteit kocht een videorecorder, en wij gingen het ding misbruiken om speelfilms op te nemen. Voor de grap hadden we in een vergadering van de vakgroep geregeld dat Hubbeling secretaris, en ik voorzitter was van de commissie 'video'. Het werd als serieus agendapunt afgewerkt. Vervolgens speelde zich een wekelijks ritueel af: op vrijdagavond belde Hubbeling om te vertellen welke cinematografische pareltjes hij in de Avro-bode had ontdekt. Ik nam ze vervolgens op met het facultaire apparaat, en op donderdagmiddag zetten we ons voor de videokast om het belangrijkste opgenomen meesterwerk te consumeren.
Op een maandagmiddag in 1986 zat ik bij de kast fragmenten uit te zoeken voor een lezing over film. Huib, ik was afgestudeerd, en ik mocht Huib zeggen, kwam binnen en vroeg wat ik aan het doen was. Ik vertelde over de lezing. We spraken over Ingmar Bergman. "laat me weten hoe het was" zei Huib. En vertrok. De volgende ochtend vond zijn vrouw hem dood in zijn studeerkamer. Zijn overlijden op pas zestigjarige leeftijd ervaar ik nog steeds als een schande. Destijds duurde het twee volle dagen voor het nieuws tot me doordrong. En als ik me, heel af en toe, voorstel dat er na dit leven nog iets is, iets waar je wordt begroet door dierbaren, dan staan daar twee mannen. Allebei vader.

Maaiveld


In het Jeugdjournaal wordt ruim aandacht besteed aan Femke (10). Haar werkstuk over autisme was het beste uit meer dan driehonderd inzendingen, en wordt nu in boekvorm uitgegeven in een reeks informatieve uitgaven voor de basisschool.
Femke ontvangt de prijs in haar eigen klas. Er is een dame die haar mag toespreken. En wat zegt de dame? Dit: "De jury heeft bepaald dat jouw werkstuk dit jaar mag winnen."
Pardon? Mag winnen? Mag? Is het een gunst van de jury, in plaats van een dure plicht? En waarom dan wel? Was er geen jongen aan de beurt dit jaar? Of iemand die in december jarig is? Laat Femke vooral niet denken dat het een verdienste is. Of dat ze de beste was. Dat zou ook heel zielig zijn voor al die andere kindjes. We zijn tenslotte allemaal precies even goed, in alles.

vrijdag, november 09, 2007

Bastiaan

Met toestemming van de trotse ouders gereproduceerd: wat een prachtige foto! Het voetje is van Bastiaan. Bastiaan is zojuist op koninklijke wijze bevrijd uit zijn moeder, de grote afwezige op deze foto, en zijn vader gaat die gebeurtenis nu symbolisch gestalte geven. Het enige paar handen dat niet in paars is gehuld, die handen met de schaar, die zitten aan de trotse vader vast. Hij heeft de camera even afgegeven aan een derde verpleegster. En die is er van, van de fotografie. Of zoals Jeroen zou zeggen: "Die zit er op. Die is er lid van"
Wat zo mooi is aan de foto is dat het onderwerp er niet opstaat. Het knippen van de navelstreng, laat het maar een beetje schimmig blijven. Prima zo. Veel handen, prachtig paars, en een heel klein voetje.
Wat doet dat voetje hier? Welnu, deze kleine dwarsligger is het tweede achterkleinkind van mijn moeder. Gefeliciteerd moe. Oh nee, je hebt geen internet. Bastiaan is ook het tweede kleinkind van mijn oudste broer. Gefeliciteerd broer.

Kitsch

"Received opinion has it that Once Upon a Time in America is a great movie, possibly because it is a very long gangster movie (like those other ones), or because it was an epic work of passion for Leone, or because DeNiro is in it (again, like those other gangster movies), or maybe it’s a combination of those elements. But here, as is often the case, received opinion is mistaken. Once Upon a Time in America is a mess, though an often-beautiful one."
Helemaal mee eens. Het probleem is wel dat hier misschien een andere film besproken wordt dan degene die ik net heb gezien, want in de VS is de film aan mootjes gehakt en vervolgens chronologisch aan elkaar geplakt. Slecht idee.
Was er al niet een probleem met die andere grote hit van Leone, 'Once upon a time in the West'? Jazeker! Dat was een schitterende film, een proeverij van overheerlijke toverballen, zoet en glad. Lekker hoor. De film zondigt zodanig tegen het genre waar hij bij wil horen dat de ware liefhebbers nog steeds beginnen te schuimbekken als je 'Sergio Le..." zegt. Terecht. 'Once upon a time' is geen western, maar edelkitsch. Let wel: édelkitsch.
En toen kwam er dus nog een 'Once upon a time'. Die moest voor de gangsterfilm doen wat die eerdere deed voor de western. Maar gangsters en kitsch, dat gaat een stuk lastiger samen. De toverballen doen zeer aan alle kiezen, de veelgeprezen muziek van Morricone jankt door het hoofd, de craneshots blijken opeens wat ze al die tijd al waren: overbodig. Geen edelkitsch, maar gewoon kitsch. Larmoyant.

donderdag, november 08, 2007

Mooist


Eén van de collega's die zich met recht kunstenaar mogen noemen heb ik er al mee op de kast gekregen:
"Ik heb het mooiste schilderij dat ooit gemaakt is gezien!"
"Het volgens jou mooiste schilderij."
"Nee, het mooiste schilderij"
"Hoe kan dat nou! Wie denk je wel niet dat je bent ... (etc etc.)"
Fijn is dat. Er zijn weinig filosofische kwesties meer waar mensen zich zo over willen opwinden. Vreemd genoeg is het in de ethiek een beetje verdwenen; daar geloven we wel dat onze standaarden een vorm van waarheid vertegenwoordigen. Werkt ook een stuk beter en past bij de terechte teloorgang van het cultuurrelativisme. Dus, vrij naar een opmerking over het realiteitsgehalte van de wiskunde: door de week zijn we in onze moraal zonder enig probleem platonist, en in onze vrije tijd willen we best één of andere vorm van subjectivisme verdedigen.
Maar in de esthetiek zou ik het liefst ook het hele weekeinde platonist zijn: dingen zijn mooi omdat ze deelnamen aan de schoonheid, een eeuwig onveranderlijk metafysisch gegeven. Wat was de wereld vroeger overzichtelijk. Er is verrassend veel voor te zeggen. Lees Mothersill. Nee, doe maar niet.
Zelfs als we aannemen dat schoonheid een objectieve eigenschap van dingen is (een hele slappe vorm van platonisme, maar toch), blijft de vraag hoe ik kan verdedigen dat mijn schilderij mooi is. Dat kan ik niet, want er zijn geen regels. Er is waarheid, maar er zijn geen criteria voor het waarheidsoordeel. Immers: als je esthetische regels volgt loop je toch de kans om kitsch te maken. En andersom: als je zondigt tegen de regels bestaat er niettemin een kans dat je iets nieuws maakt dat heel mooi is.
Ik kan mijn schilderij dus niet verdedigen. En toch heb ik iets bedacht. Jullie mogen lachen, hardop.
'Jagers in de sneeuw' van Pieter Brueghel de Oudere is een heel mooi schilderij omdat het zonder zijn toeschouwers kan. De jagers zijn betrapt in een moment, maar weten dat niet. Ze staan daar niet voor ons plezier een beetje stil, ze staan helemaal niet stil, ze zijn gewoon op weg naar huis. Beneden in het dal ligt een dorp. De dorpelingen schaatsen op de vijver. Het zijn geen vlekjes verf maar mensen die in huizen horen. Of we ze zien maakt ze niet uit. Later vanavond brandt er vuur in de huizen.
Kijk naar de vogels. Zittend in de boom, duikend naar het dal. De vlucht is onontkoombaar als de val van Icarus en even vrij en toevallig. Een vogel vliegt. Weet jij veel.
Goeie annunciaties, zoals die van Fra Angelico, kunnen ook zonder toeschouwers, hoe stijlvast ze ook vast zijn. Botticelli kan het niet. Kijk hoe Flora van onze blik afhankelijk is. Venus idem dito. Prachtige betoverende en gemankeerde doeken. Met kijken naar de toeschouwer heeft het niets te maken. Piero della Francesca's 'Madonna del parto' kijkt ons net als Flora recht in de ogen, maar onze aanwezigheid doet er niets toe. Als God maar kijkt, en die kijkt altijd. Bij Rafael zie je het ook. Andersom, de toeschouwer de rug toekeren werkt ook niet. De prachtige allegorie van de schilderkunst van Vermeer, die in Wenen op steenworp afstand van Brueghel's 'Jagers' hangt, is een overweldigend doek. We zien een tafereel op de rug, razend knap geschilderd. Maar het kan niet zonder de toeschouwer. Het wil gelezen worden, en begrepen. Brueghel hoeft niet begrepen. Brueghel is, en dat is voldoende. En meer.

Pialat


Al eerder schreef ik over 'Van Gogh', één van de meesterwerken van Maurice Pialat. Ik heb de film herzien. Dat zouden meer mensen moeten doen: eerst zien, dan herzien.
Pialat overleed in 2003, op 78-jarige leeftijd. Je had het gevoel dat hij veel jonger was en voortijdig stierf. Zijn films waren jong én zeer doorleefd. De laatste, 'Le Garçu', zagen we in Leeuwarden tijdens het Fries Filmfestival. Er zaten ongeveer vijftien mensen. Bij het verlaten van de zaal kon je stemmen. Toen de uitslag bekend werd gemaakt bleek dat 'Le Garçu' twee tienen had gekregen en verder alleen onvoldoendes. Niets mooier dan een groot privé-gelijk 'à deux'.
In 'Van Gogh' zijn de eerste twee uur behalve een verrukkelijke evocatie van een landleven met lastige schilder vooral voorbereiding op het sublieme laatste half uur. De toch al elliptische stijl wordt steeds gefragmenteerder. De schilder gaat dood. Er worden rekeningen betaald, een vrouw schreeuwt het uit als ze haar voet bezeert, het meisje hult zich in zwart. "Kende je Van Gogh" vraagt een nieuwe schilder. Het meisje kijkt bijna recht in de camera, doet haar voile omhoog, en zegt: "Ja, hij was mijn vriend." En in het zwart dat volgt, met muziek, is de film voor het eerst sentimenteel. En afgelopen.

Labels:

woensdag, november 07, 2007

Beau

Ik kom er rond voor uit: ik ben een Beau-fan. Zijn optreden als ankerman in het programma 'Boulevard' was al voortreffelijk vanwege de constant hoge dosis ironie. En deze week, ziek thuis, heb ik het prachtige spelprogramma 'Deal or no deal' ontdekt. Voor dit spel hoef je niets te weten of te kunnen. Je moet alleen je hebzucht een beetje in toom houden. En dat lukt niet hè? Nee, dat lukt niet.
Beau speelt een prachtige dubbelrol: hij staat aan de kant van de deelnemer op de stoel. Hij belt met de bank. De bank doet een voorstel: de kandidaat kan nu wegwandelen met 4500 euro. Beau zegt tegen de bank dat die een krentenkakker is, schandalig! En spoort alleen al daarmee de kandidaat aan om nog even verder te spelen. Maar je moet het zelf weten hoor.
Beau houdt elke opwinding zorgvuldig buiten zijn presentatie. Hij moet dit doen van zijn baas, en dus doet hij het. Laten we het maar niet al te serieus nemen.
Eergisteren kreeg de deelnemer van dienst een bod van tienduizend euro. Deal or no deal. Bij het afslaan van het bod zou de kandidaat moeten kiezen uit de twee overgebleven dozen, eentje met honderd euro en eentje met vijftigduizend euro. Wat opengaat is weg, dus je moet dan hopen dat de doos met honderd euro opengaat. Wat te doen? Daar moest de kandidaat verrassend lang over na denken.
Er is ook wel een argument voor, al is het een heel slecht argument. Stel je immers voor dat je deze spelsituatie heel vaak speelt. Dan mag je verwachten dat je even vaak goed gokt als fout, en krijg je per gok een gemiddelde opbrengst van 25050 euro (de helft van het aantal gokken 50.000, de andere helft 100). De verwachtingswaarde (zo heet dat in de boeventaal van de kansberekening) van de opbrengst van dit spelletje is dus 25050 euro. Maar mag je dat bedrag ook verwachten? Nee, natuurlijk niet!
Je speelt maar één keer. En dus is de situatie te vergelijken met het volgende: Je hebt 10000 euro gewonnen in de staatsloterij. Je gaat naar de Nederlandse Bank om het bedrag op te halen. De kassier doet je een voorstel: Mevrouw, ik geef u de kans om uw bedrag te vervijfvoudigen door met deze zuivere munt even kop te gooien. Pardon? Kop? En wat gebeurt er als ik munt gooi? Ja, dan houden wij uw gewonnen 10000 euro en krijgt u een mooi groen briefje om de thuisreis van te betalen. Gooit u maar!
Gooit U?
U bent wel gek. Zet er vier camera's omheen, een zaal vol publiek dat zich er mee bemoeit en een alleraardigste buitengewoon rustige presentator en u gooit wel.

zaterdag, november 03, 2007

Hypochondrie

Mooi woord: hypochondrie. Letterlijk: 'de onderbuik of ingewanden betreffend', en omdat daar volgens de klassieken de zwaarmoedigheid huist is de term vooral bekend als aanduiding voor een psychische afwijking. In de praktijk gaat het als volgt: Vrijdagochtend werd ik wakker met een keel vol scheermesjes. Slikken deed echt zeer, zelfs wanneer je de mannen aangeboren kleinzerigheid in aanmerking neemt. Praten was ook niet leuk. Oftewel: keelpijn in het kwadraat. Dezelfde ochtend lees ik in een oud interview met Herman Finkers in De Volkskrant hoe hij zich met soortgelijke keelpijn bij de dokter meldde en vervolgens leukemie bleek te hebben. Pats boem: Ik heb leukemie! Dat Finkers ook nog eens hoge koorts had en tevens Pfeiffer bleek te hebben verdwijnt direct uit de vergelijking. Ik lees het niet eens. Zwaarden in de keel, leukemie.
Ik schaam me hevig. Vooral als later op de dag blijkt dat de keelpijn afkomstig is van Jeroen. Hij zit met scheermesjes in een lang kaal voodoo-poppetje te prikken. Hij heeft dure kaartjes gekocht voor een voorstelling die we samen gaan bezoeken en ik heb hem nog steeds niet schadeloos gesteld. Ondertussen gaan de scheermesjes dus door met hun zegenrijke arbeid. Ik ben er nog bepaald niet van af en begin nu ook wat koortsig te worden, met opgezette halsklieren. Ik ga dat geld maar eens overmaken.

donderdag, november 01, 2007

Ziek

De thermometer klopt niet, want ik heb geen koorts, maar verder geeft het plaatje perfect aan hoe ik me al dagen voel: appelig. Waarom niet gewoon griep, met 39 vijf? Vroeger had je dat, echt griep. De laatste twintig jaar niet meer gehad. Maar dan wel die vervelende lamlendigheid met watten in het hoofd en zwabber in de benen die eigenlijk al weken lang niet echt weg wil, en nu dan weer lekker gas geeft. Nergens zin in, nergens energie voor. Bah. Komt het omdat ik niet meer rook? Dat kan toch helemaal niet!